Ik heb DCD
prognose

In verschillende studie is aangetoond dat DCD op latere leeftijf niet spontaan verdwijnt (o.a. door Gilberg, Gillberg en Groth, 1989). Meer dan de helft van de kidneren met DCD ondervindt motorische problemen tot ver in de puberteit. Dit waren echter alleen de kinderen met een ernstige vorm van DCD. Het is onduidelijke welke mechanismen verantwoordelijk zijn voor spontaan herstel bij sommige kinderen, of leiden tot het aanhouden van de problematiek bij anderen. Zolang men niet in staat is te voorspellen welk kind met DCD wel en welk kind met DCD niet spontaan zal herstellen lijkt preventie een juiste strategie. Vroegtijdige behandeling kan voorkomen dat motorische vaardigheden verkeerd 'ingevoerd' worden. Behandeling is effectief voor het verbeteren van de motorische problemen.

De groep uit het onderzoek van Gillberg e.a. (1989) is op zestienjarige leeftijd weer onderzocht (Hellgren, Jillberg, Gillberg & Enerskog, 1993). Uit de resultaten bleek dat kinderen die voorheen motorische problemen hadden, al dan iet gepaard gaand met hyperactiviteit, een significant slechtere gezondheidstoestand vertoonden. Dit uitte zich in zowel motorische coördinatieproblemen als in gezondheidsproblemen, zoals het vaker voorkomen van ongelukken en fracturen, drugs- en alcoholgebruik en gewichtsproblemen. Naast motorische problemen komen vaak cognitieve en sociale problemen voor bij kinderen met DCD. Het bieden van adequate hulp is dus belangrijk voor deze kinderen en hun omgeving (Kabboord, 2003).