Bij jonge kinderen is de ontwikkeling van de hersenen nog volop bezig. Dankzij de ontwikkeling van de hersenen zijn kinderen in staat zich te ontwikkelen. Ze leren om te gaan staan en te lopen. In het begin gaat dit nog houterig en moeizaam, maar geleidelijk aan krijgen de kinderen steeds meer beheersing over de bewegingen die ze maken.
Bij het ene kind verloopt “de rijping” (de ontwikkeling) van de hersenen sneller dan bij het andere kind. Maar je hebt ook kinderen waarbij de rijping van de hersenen trager verloopt dan bij leeftijdgenoten. Deze kinderen zijn in verhouding onhandiger en vertonen kenmerken van DCD. Een deel van de kinderen met DCD bestaat dus uit kinderen waarbij de rijping van de hersenen dusdanig trager is dan in verhouding tot andere leeftijdsgenoten dat het voor mensen in de omgeving opvalt dat ze anders zijn.
Problemen in de grove en fijne motoriek kunnen ook een uiting zijn van onderliggende aandoening van de hersenen of van zenuwen en/ of de spieren. Bij deze kinderen is er sprake van DCD als gevolg van een van deze ziektes. Soms wordt in de loop van de tijd pas duidelijk dat er sprake is van een onderliggende ziekte. Bij een deel van de kinderen met klachten van DCD wordt wel vermoed dat er sprake is van een onderliggende ziekte, maar lukt het niet met de huidige technieken om deze ziekte aan te tonen en een naam te geven.
Kortom tot op de dag van vandaag is nog niet bekend wat de precieze oorzaak is van DCD, maar er bestaan wel vermoedens over de mogelijke oorzaken. Onderzoekers gaan er steeds meer vanuit dat er niet één oorzaak is, maar meerdere oorzaken. De naam DCD zegt niets meer over de achterliggende oorzaak. Het geeft enkel aan dat er iets met de motoriek is, maar niet wat er precies aan de hand is. Onhandigheid wordt meestal gezien als een uiting van een niet optimaal ontwikkeld zenuwstelsel door ontwikkelingsproblemen in de hersenen.