De behandeling van de onhandige motoriek bij kinderen, kan eenvoudig beginnen door algemene stimulerende maatregelen, zoals sport en spel en gymnastiek op school, die de motorische ontwikkeling bevorderen.
De motorische ontwikkeling is immers een langdurig proces van leren, door zelf uit te proberen, op grond van eindeloze ‘trial and error’. Voor de stimulatie van de motorische ontwikkeling kan professionele begeleiding gevraagd worden aan de fysiotherapeut of ergotherapeut. Maar het is ook mogelijk dat de ouders hun kind zelf extra stimuleren in de ontwikkeling. Dit is afhankelijk van de zelfredzaamheid van het gezin.
Bij sommige kinderen met DCD zijn er ook neurologische disfuncties. In dat geval is het advies voor behandeling (therapeutisch of niet-therapeutisch) afhankelijk van het type disfunctie. Hieronder worden enkele type disfuncties genoemd en welke adviezen voor behandeling daarbij horen.
Wanneer een kind een choreatiforme bewegingsonrust heeft, (frequent optredende, kleine, abrupte, onwillekeurige bewegingen in het lichaam) zal er aan ouders en leerkrachten uitleg gegeven worden over de aard van deze motorische problemen. Ook zal hierbij uitgelegd worden dat de motorische onrust toeneemt bij stress. Het advies zal dan zijn om stress situaties zoveel mogelijk te voorkomen, zodat de bewegingsonrust zoveel mogelijk beperkt blijft.
Kinderen met hypotonie (verlaagde spierspanning) zijn net als de kinderen zonder neurologische disfuncties gebaat bij algemene motorische stimulatie. Wanneer kinderen met DCD problemen hebben in de sfeer van de coördinatie en fijne manipulatieve vaardigheden zijn zij gebaat bij specifieke ergo- of fysiotherapeutische behandeling.
5.1 Specifieke behandelmethoden
De therapeutische behandeling van DCD is een veelbesproken onderwerp in de recente literatuur. Hieronder zullen de meest besproken vormen van therapie worden toegelicht.
Voorheen gebruikten fysiotherapeuten en ergotherapeuten behandelmethoden die berusten op het idee dat het onderliggende proces de oorzaak is van de motorische problematiek van kinderen met DCD. De therapeuten probeerden in dit proces in te grijpen, om zodoende het motorisch functioneren te verbeteren/herstellen. In Nederland zijn er van deze procesgeoriënteerde behandelmethoden 2 behandelvormen bekend:
Vaak heeft de behandeling van fysiotherapeut of ergotherapeut een eclectisch karakter (er worden verschillende behandelvormen geïntegreerd tot een behandeling).
De taakgeoriënteerde benadering komt voort uit de meer recentere theoriën. Deze benadering is direct gericht op het behandelen van de functionele vaardigheden waarmee het kind met DCD problemen heeft. Hierbij wordt zorgvuldig geanalyseerd bij welke aspecten het kind problemen ondervindt. De taak georiënteerde benadering is gebaseerd op recente ideeën over sturing van de motoriek en motorisch leren.
Recentelijk zijn er in Nederland en Canada twee nieuwe behandelmethoden voor kinderen met DCD ontwikkeld. Beide methoden zijn taak georiënteerd en maken gebruik van recente inzichten over motorisch leren.
Bij elke vorm van motorische stimulatie is het van belang dat het kind gemotiveerd is om de motorische oefeningen uit te voeren. Het stimuleren van de motoriek heeft niet alleen een gunstig effect op het motorisch funtioneren van het kind, het draagt ook positief bij aan de zelfwaardering van het kind. De zelfwaardering is belangrijk in het verkomen en/ of verminderen van gedragsproblemen. Bovendien leidt een toegenomen (motorisch) zelfvertrouwen tot een grotere bereidheid om motorische uitdagingen aan te gaan.